Een ondernemer die in een jaar ten minste 1.225 uur besteedt aan zijn onderneming voldoet aan het urencriterium. Daarmee heeft hij recht op de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling.
Een werknemer met een fulltime dienstverband kreeg in de jaren 2010 en 2011 van zijn werkgever de gelegenheid om 25% van zijn arbeidstijd te besteden aan zijn nevenactiviteiten.
In 2012 werkte hij weer fulltime bij zijn werkgever. Met de nevenactiviteiten behaalde de werknemer jaarlijks een positief resultaat van enkele duizenden euro’s. De nevenactiviteiten kwalificeerden voor het ondernemerschap.
De vraag was of de ondernemer in 2011 aan het urencriterium voldeed. Het opgestelde urenoverzicht kwam uit op een totaal van 1.312 uur. Van dat totaal had ongeveer 200 uur betrekking op directe uren. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden moest de ondernemer met een goede onderbouwing van zijn urenoverzicht komen, gezien het feit dat hij in 2011 zes uur per dag werkte en twee uur per dag was vrijgesteld van zijn werk in dienstbetrekking.
In dat licht bezien vond het hof het urenoverzicht niet overtuigend. Alle werkzaamheden waren in hele uren vermeld. De stukken, waaruit de omvang van de werkzaamheden kon blijken, ontbraken. De behaalde omzet was laag in verhouding tot het gestelde aantal bestede uren. Het hof nam aan dat de ondernemer in 2011 veel tijd heeft gestoken in zijn activiteiten, maar accepteerde het urenoverzicht niet.